dinsdag 11 september 2012

Veren


Ooit schreef ik dat ik fysiotherapie zou zien als een te bouwen brug*. En dat ik wel zou zien wat me aan de overkant stond te wachten. Ik kan het u nu vertellen. Aan de overkant stond een orthopedisch chirurg, die me vertelde dat er niets aan te doen is.

Ik was namelijk weer terug gegaan naar de huisarts. Omdat ik nu eindelijk wel eens wilde weten wat er precies aan de hand is met m'n rug. De huisarts stuurde me naar het ziekenhuis om een röntgenfoto te maken. Op een röntgenfoto was niet genoeg te zien, dus moest er een MRI-scan gemaakt worden. Een belevenis op zich. Lig je daar in zo'n nauwe koker. Ik kreeg de lugubere gedachte dat het zo ook ongeveer moet zijn als je in een doodskist ligt. En dan het lawaai!!! Takketakkeboemboemboem! Ik dacht: 'Lig ik al in een doodskist, schieten ze me ook nog dood!'
Gelukkig haalden ze me er na ongeveer twintig minuten weer uit. Daarna was het wachten op de uitslag.

Vorige week vrijdag was het zover. Mijn dochter ging mee naar het ziekenhuis. Eerst vond ik dat onzin, maar twee horen meer dan één, dus was ik toch wel blij dat ze meeging.
De arts liet de foto zien. 'Kijk,' zei ik tegen mijn dochter, 'zo'n mooie foto heb je nog nooit van je moeder gezien.' De meeste foto's van mij mislukken namelijk, maar deze was goed gelukt!
De foto werd uitgelegd. De wervels waren te zien met daartussen allemaal keurig witte kussentjes, die tussenwervelschijven heten. Keurig netjes, behalve de onderste! Als je je rug vergelijkt met een veer zorgen de tussenwervelschijven voor de veerkracht. Het onderste stukje van mijn veer is dus kapot. En dat veroorzaakt de pijn. En daar is niets aan te doen. 'Maar je kunt er wel honderd mee worden,' zei de dokter. Ik moest denken aan mijn zwager. Zijn dokter zei hetzelfde tegen hem en in navolging van mijn zwager zei ik: 'Ja, als ik voor die tijd niet dood ga.' Op dat punt kreeg mijn dochter waarschijnlijk spijt dat ze meegegaan was.

Vorige week vrijdag was het ook tijd om afscheid te nemen van Ukkie, de kip met het zere pootje. Het ging niet langer. Ze sleepte zichzelf door de dagen en ik besloot dat het genoeg was geweest. Maar ik durf zelf geen kip te slachten. Ik zat ermee in m'n maag en dat was echt wel het laatste wat ik wilde.
Dus dacht ik aan de buurman, die draait er zijn hand niet voor om. Of liever gezegd, die draait zijn hand er wel om. Met als beloning een lekker kippensoepje. Uiteindelijk werd het zijn schoonvader die het karwei zou klaren onder toeziend oog van allerlei jongetjes, die altijd ongeoorloofde schiet- en moordspelletjes doen op hun pc. De buurvrouw vond dat het goed was om ze te laten kennismaken met de echte dood.

Ik bracht het beestje naar de overkant en nadat ik aan de kinderen uitgelegd had waarom de kip niet verder kon leven, liep ik met een brok in mijn keel terug naar huis. Ik hoefde er geen getuige van te zijn, ik lustte er ook geen soep van. Het enige wat ik graag wilde was een veer als aandenken. Eén van de kinderen bracht me een hele verentooi en die kreeg een mooi plaatsje in onze serre.

Puk, de haan woont nu samen met de Tokkies. Kaatje, de kip die tot dan toe de baas was, moest een flinke veer laten. Maar nu de pikorde eenmaal bepaalt is, gaat het buitengewoon goed. Wie weet krijgen ze volgend jaar wel kuikens. Dan zal ik er één naar Ukkie noemen. Maar een kuiken met spreidpoten zal bij mij geen veren meer krijgen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten